Presentatie ‘Ik ben de blauwbilgorgel’

v.l.n.r. Tijs van Ruiten, Hans Berrevoets, Wim Huijser en Katinka van Haren

v.l.n.r. Tijs van Ruiten, Hans Berrevoets, Wim Huijser en Katinka van Haren

‘Ik ben de blauwbilgorgel’ – biografie van Buddingh’s oergorgelrijm is een nieuw boekje van mij dat vrijdagmorgen 27 oktober werd gepresenteerd in het Nationale Onderwijsmuseum. Directeur van het museum Tijs van Ruiten ontving het eerste exemplaar uit handen van Hans Berrevoets, voorzitter van het Buddingh’ Genootschap. De locatie van het museum was een welbewuste. ‘Het gedicht De blauwbilgorgel was voor mij, net als voor veel andere kinderen, een eerste kennismaking met poëzie’, reageerde Van Ruiten. ‘Het vers heeft inmiddels een belangrijke plaats in de literatuur en is onderdeel geworden van onze canon.’

Tijdens de bijeenkomst benadrukte ik de setting waarin De Blauwbilgorgel destijds is geschreven. De meeste mensen associëren het gedicht als een vrolijk nonsens-gedicht. Belangrijk is te weten dat Buddingh’ dit gedicht schreef in 1942. Het was oorlog en Buddingh’ was opgenomen in een sanatorium in Soest. Hij was toen een jonge man van 24 jaar en verbleef tussen andere zieke mensen. Mensen die tbc hadden, oud waren, hele dagen in bed lagen. Hij lag daar ook temidden van mensen die dood gingen. De blauwbilgorgel is het enige gedicht van Buddingh’ dat in de ik-vorm is geschreven. Als je je bewust bent van die omstandigheden in het sanatorium, krijgen sommige versregels een andere – autobiografische – betekenis. Aan actualiteit heeft het gedicht niet ingeboet. Nog elke dag wordt geïnspireerd door de blauwbilgorgel wel in een klaslokaal met klei gewerkt, geknipt, geplakt, getekend en gelezen. En zo spreekt het gedicht nog steeds tot de verbeelding.

In Museum Soest is tot 26 november een tentoonstelling ingericht over C. Buddingh’ en De blauwbilgorgel.

Foto: V.l.n.r. Tijs van Ruiten, Hans Berrevoets en Wim Huijser in het Onderwijsmuseum in Dordrecht.

Tags:

Comments are closed.

Twitter
LinkedIn