Lopen in Luiletterland: Pastorale (Stephan Enter), in: Boekenpost 166, maart 2020

Barneveld is geen plaats die uitnodigt om te wandelen. Daarvoor heeft het landschap te zeer geleden onder de groei van de bevolking en de economie. Ooit was het omgeven door bos, maar tegenwoordig vormt de groene oase om kasteel de Schaffelaar het laatste, door paden doorkruiste wandelgebiedje. Net genoeg voor een ommetje op zondagmiddag. Even ten noorden daarvan stroomt de Esvelderbeek. Meteen aan de overkant, in het verdwenen landschap waar tot in de jaren negentig van de vorige eeuw de bevindelijke schrijver Jacobus Overeem woonde –  door Martin Ros ooit ‘het hart van de Veluwe’ genoemd – ligt het foeilelijke bedrijventerrein Harselaar. Op de plek van Overeems verwoeste boekenparadijs is de laatste decennia – bijna als een Bijbelse plaag – een afvalberg uit het landschap opgerezen. Een mooi gegeven om te dienen als literair uitgangspunt voor een roman.

In Stephan Enters laatste roman Pastorale dient daarentegen het landschap van veertig jaar geleden als decor. Voor de gelegenheid heeft de schrijver het dorp waarin hij zelf opgroeide en zijn geloof verloor omgedoopt: ‘Brevendal [een anagram] lag midden in Nederland als een onslijtbare zwerfsteen die door zich terugtrekkende eeuwen aan de moderne tijd was nagelaten. Amsterdam en het God- en normloze westen waren al lang niet meer een paar dagreizen ver maar toch was een aanzienlijk deel van de Brevendallers er nooit geweest.’

Het boek maakt mij natuurlijk nieuwsgierig naar de plekken waar feit en fictie elkaar raken. Een aantal namen is eenvoudig te herleiden. Zo heet het Fontanuscollege bij Enter het Voetius College, Jan van Schaffelaar heeft plaats gemaakt voor Johannes van Hackfort, de Koewei gaat als Schapenwei door het leven en de schrijver laat de Esvelderbeek als een riviertje door zijn roman stromen. Bij tijd en wijle doet Pastorale denken aan een plattelandsidylle, zij het kortstondig en met name vanuit het perspectief van Louise als zij zich door de domineeszoon in een bootje laat meevoeren: ‘Ze zag de rusteloze reflecties van het wateroppervlak tegen de onderkant van het gebladerte van een grote kastanje. Die stokoude wilg daar, precies in een bocht, was een bekende […]. Nu dreven ze de warrelende schaduw binnen van een rij populieren, die zelfs bij het geringste zuchtje wind leefden met al hun bladeren.’ In het Brevendal van Enter draait het echter vooral om de stijve gereformeerden en de exotische Molukkers die langs elkaar heen leven. Uiteindelijk handelt Pastorale over geworteld zijn en wat te doen als die wortels rot blijken. En over de vraag waar je je woede laat als je, door het land dat je hebt gediend, wordt weggestopt in een voormalig concentratiekamp. Maar ook gaat het over de eerste, onhandige verliefdheid, zoals die van Oscar. Ofschoon Enter geen autobiografische roman schreef, liggen zijn jeugdherinneringen er wel aan ten grondslag. Zo beschrijft hij enkele gebeurtenissen uit de tijd dat de natuur rondom het dorp nog mooi was en hij er, net als Oscar, een spel speelde met stokjes die wegdreven op het water van de beek. Uit die tijd stamt ook zijn herinnering aan de Molukse wijk waar je altijd gekruide etensgeuren rook, waar een volstrekt andere taal werd gesproken dan de tale Kanaäns, en waar de tuintjes niet zo strak aangeharkt waren als in de stijve rest van het dorp.

Een tegenstrijdig dorp dat Barneveld, zo is mijn eigen waarneming. Waar de een zijn geloof verliest, worden voor rotsvaste gelovigen nieuwe kerken bijgebouwd. En terwijl Jan van Schaffelaar nog altijd fier op zijn sokkel voor de oude kerk staat, legt de geschiedenis haar twijfels over deze ‘heldendaad’ steeds verder bloot. Wie er desondanks toch eens uit wandelen wil gaan, raad ik aan het heil een stukje buiten het dorp te zoeken en even ten westen van de A30 ‘Het Paradijs’ te betreden. Er loopt een prachtig klompenpad doorheen en er heerst een bijna pastorale sfeer waarin alles nog herinnert aan het gemoedelijke landleven van weleer.

 

Comments are closed.

Twitter
LinkedIn